Oproep tot bezuinigingsbeleid is gestoeld op achterhaalde economische opvattingen
Blog door Winne van Woerden, Lead Human Economy bij Oxfam Novib
Het is inmiddels een Haagse traditie aan het worden: een nieuw kabinet krijgt het dringend advies van economische experts om te bezuinigen om de overheidsfinanciën weer "gezond" te krijgen. Onzin! We moeten stoppen met dit neoliberale mantra en juist investeren in de economie. Dat is gezond, eerlijk én bestrijdt de groeiende ongelijkheid.
17 miljard euro. Dat is het bedrag dat de aanstaande regering moet besparen als het aan de Studiegroep Begrotingsruimte ligt: een club topambtenaren, directeurs en bankiers verbonden aan onder meer het ministerie van Financiën, het Centraal Planbureau en De Nederlandse Bank. Waarom? Om de overheidsfinanciën weer “gezond” te krijgen.
Een oproep voor dit soort bezuinigingsbeleid heeft veel te maken met vastgeroeste achterhaalde economische opvattingen, of beter gezegd mythes, over de bestedingsruimte van een overheid. Oud economisch denken, zou je dit ook wel kunnen noemen. Het is gestoeld op de neoklassieke economische leerschool, en heeft zich de afgelopen decennia diep in de haarvaten van onze instituties genesteld. In deze blog licht ik dit denken toe en doe ik een poging om het te doorbreken, om vervolgens in te zoomen op wat Oxfam Novib ziet als alternatief economisch beleid dat niet alleen eerlijker is maar ook effectiever voor het gezond houden van de overheidsfinanciën.
Mythes rondom bestedingsruimte
Het dominante neoklassieke economische denken stelt dat te hoge overheidsuitgaven zullen leiden tot een oplopende staatsschuld, te hoge begrotingstekorten en ook nog inflatie in de hand kunnen werken. Vanuit deze logica zijn er in de Europese Unie de zogezegde begrotings- en schuldnormen opgesteld. Deze regels dicteren EU-lidstaten hun overheidsschuld beneden 60% van het bruto nationaal product te houden, waarbij het tekort op de rijksbegroting niet meer dan 3% mag bedragen. Deze ‘fiscal rules’, zoals ze in Brussel worden genoemd, zijn niet zomaar getallen – voor veel economen werkzaam in de rekenkamers van Nederland zijn ze heilig. Zo heilig dat ze regeringen oproepen tot zware bezuinigingen, juist in een tijd die schreeuwt om grote publieke investeringen. Daarnaast zouden te hoge overheidsuitgaven de totale geldhoeveelheid in de economie opdrijven, en hiermee een risco op toenemde inflatie met zich mee brengen. Immers, op het moment dat er te veel geld in omloop is in de economie, zou de waarde van de munteenheid dalen en worden producten duurder. En dan is er nog de theorie van de loon-prijs spiraal, die stelt dat stijgende prijzen verder worden opgestuwd door te hoge lonen (waarbij te grote publieke investeringen vaak ook weer als boosdoener worden neergezet).
In werkelijkheid blijkt de hoge inflatie die we de afgelopen jaren door heel Europa hebben gezien eerder het gevolg te zijn van een situatie waarin de vraag naar goederen en diensten groter is dan de reële productiecapaciteit van de economie. Overheidsuitgaven kunnen inderdaad een aanjager van inflatie zijn, mits ze de vraag naar goederen en diensten vergroten waarin de economie niet voldoende kan voorzien. Maar als dit overheidsgeld wordt uitgegeven op een manier die de benodigde productiecapaciteit van het land verbetert of beter benut, wordt de balans tussen vraag en aanbod weer rechtgetrokken, en blijft de inflatie in toom. Dit betekent het direct investeren in kwalitatief goede, betaalbare en toegankelijke publieke voorziengen. Denk aan het verslimmen van het stroomnet, het bouwen van zonnepanelen en windmolens, het betaalbaar maken van het openbaar vervoer, het trainen van zorgpersoneel en onderwijzers en en het isoleren van volkshuisvesting: allerlei vormen van nuttige essentiële productie in het belang van ons allemaal.
De rol van machtsconcentratie en economische ongelijkheid
Hierbij is het nuttig om stil te staan bij twee ander factoren die onze koopkracht beïnvloeden: geconcentreerde economische macht en economische ongelijkheid. Er is inmiddels duidelijk aangetoond dat de inflatie die we afgelopen tijd hebben gezien wordt aangedreven door grote bedrijven die hun prijzen onevenredig hebben opgedreven om hun winsten te verhogen. In plaats van een loon-prijs spiraal was er dus eerder sprake van een winst-prijs spiraal. Economen als Isabella Weber addressen deze rol van de marktmachtige bedrijven en hun aandeelhouders in tijden van inflatie al jaren. Inmiddels heeft ook het IMF Weber gelijk moeten geven en deze ‘graaiflatie’ dynamiek als oorzaak bestempeld van het feit dat mensen door heel Europa het afgelopen jaar recordhoge energieprijzen ervaarden terwijl de fossiele industrie recordwinsten boekte. Het verhogen van de rente zoals de ECB steevast bepleit is dan ook duidelijk geen goed instrument voor het in toom houden van inflatie – integendeel, het werkt verdere ongelijkheid in de hand.
Het is dus belangrijk om te doen inzien dat de vraag naar goederen en diensten in onze economie niet evenredig door iedereen wordt bepaald. Met andere woorden, inflatie is geen neutraal gegeven maar een zeer politiek fenomeen. De allerrijksten leggen door middel van hun invloed en macht over de economie een enorm groot beslag op het productieve vermogen van een land. De nieuwe Quote 500 uit oktober 2023 laat zien dat het aantal miljardairs in Nederland naar een nieuw record van 51 is gestegen. Hun gemiddelde vermogen steeg het afgelopen jaar met 4,7% tot 481,7 miljoen euro. De rijkste 1% van Nederland bezit 26% van het gezamenlijke Nederlandse vermogen. Zolang we arbeidskrachten, tijd, materialen en energie blijven inzetten voor het draaiende houden van vervuilende industriën die enkel de financiële belangen van de 1% dienen, en voor het bouwen van hun privéjets, SUV’s en villa’s, zullen we nooit voldoende productieve capaciteit hebben voor het creëren van de infrastructuur voor hernieuwbare energie, de isolatie van woningen en essentieel natuurherstel, om maar een paar dingen te noemen.
Naar een economie die het publieke belang dient
Wat moet de aankomende Nederlandse regering dan doen in plaats van bezuinigingsbeleid? Eén van de stappen waar Oxfam Novib voor pleit, samen met allerlei andere bewegingen en maatschappelijke organisaties over heel de wereld, is het belasten van het vermogen van de rijkste 1%. Dit omvat de invoering van successierechten, eigendoms- en grondbelastingen, evenals belastingen op netto-vermogens. Dergelijke belastingsmaatregelen zorgen voor het inperken van de invloed van de allerrijksten op onze economie, en daarmee het beslag dat zij leggen op de productiecapaciteit. Een eerlijke verdeling van de welvaart zorgt dus voor het daadwerkelijk ‘gezond’ houden van de overheidsfinanciën, doordat het de macro-economische én ecologische ruimte creëert voor het doen van grootschalige publieke investeringen, zonder dat de prijsstabiliteit in gevaar komt. Naast het doorvoeren van dit soort (her)verdelingsmaatregelen is het cruciaal dat de Nederlandse overheid flink investeert in het terugdraaien van privatisering in essentiële voorzieningen, en in plaats daarvan deze in publieke of coöperatieve handen brengt. Hiermee verschuift niet alleen de machtsbalans in onze economie en worden de kosten van het levensonderhoud direct verlaagd - het productieve vermogen wordt ook beter benut. Er is ruim aangetoond dat nutsbedrijven niet alleen voorzieningen betaalbaar en toegankelijk houden, maar ook efficiënter zijn dan marktgebaseerde voorzieningen als het gaat om het gebruik van energie en grondstoffen.
Uiteraard zal er ook veel moeten gebeuren in de financiele sector zelf. Feit blijft dat ons geldsysteem op dit moment gedomineerd wordt door commerciële banken (inclusief de zogeheten offshore en shadowsbanks), vermogensbeheerders, hedge funds, private equity bedrijven en ogenschijnlijk onafhankelijke centrale banken, waarbij die laatste groep zich met name bezig houdt met het stabiliseren van financiële markten en het garanderen van meer kapitaalaccumulatie. Maar dit is niet altijd het geval geweest - ons huidige financiële stelsel is geen natuurlijk fenomeen, maar het gevolg van een radicale neoliberale politiek sinds het einde van de vorige eeuw. Dit kan en moet anders. Juist de ECB als toezichthouder van Europese banken, en de DNB als toezichthouder van Nederlandse pensioenfondsen en andere institutionele investeerders, kunnen een daadkrachtige rol spelen in het uitfaseren van vervuilende en het opschale van nuttige productie.
Een systeemomslag naar een economie die het publieke balang dient is alleen mogelijk als we achterhaalde economische opvattingen ontkrachten die de status quo depolitiseren en in stand houden. Een belangrijk mythe waar we vanaf moeten is het idee dat overheden eerst hun geld moeten verdienen voordat ze het kunnen uitgeven. Zeker, geld blijft een schaars goed, omdat het een claim is op schaarse tijd, energie en middelen. Maar in werkelijkheid wordt de bestedingsruimte van een overheid bepaald door het productieve vermogen van de economie, en daarmee mede door de concentratie van economische macht en het niveau van economische ongelijkheid in de samenleving. De limiet aan wat een overheid kan uitgeven zit ‘m dus niet in apolitieke excelsheets met overheidsinkomsten en tekorten - die limiet heeft te maken met fundamentale politieke keuzes omtrent het investeren in toegankelijke betaalbare voorzieningen van hoge kwaliteit, het belasten van de rijken en het eerlijker verdelen van de welvaart. Het zijn fundamentele politieke keuzes die het productieve vermogen van onze economie dienstbaar maakt aan het publieke in plaats van het private balang, waardoor het vollop kan worden ingezet voor het aanpakken van de grote maatschappelijke vraagstukken van deze tijd. Zoals de econoom John Stewerd Keynes bijna een eeuw geleden al zei: ‘Everything we can productively do, we can afford’.